Handelingsbekwaamheid.
Handelingsbekwaamheid is het vermogen om de rechten die men heeft, ook zelf en zelfstandig uit te oefenen. Het feit dat een persoon bepaalde rechten heeft, betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij of zij deze zelf kan uitoefenen. Dit is de reden waarom in de wet een onderscheid wordt gemaakt tussen het vermogen om te genieten (rechtsbekwaamheid) en het vermogen om uit te oefenen (handelingsbekwaamheid). De uitoefenbaarheid heeft betrekking op het vermogen om de rechten en verplichtingen waarvan men houder is, uit te voeren.
In principe is iedereen handelingsbekwaam, maar er zijn uitzonderingen.
Ondanks het basisprincipe dat zegt dat ieder persoon handelingsbekwaam is, zijn er toch wettelijke uitzonderingen. Niet iedere rechtsbekwame is ook handelingsbekwaam, maar omgekeerd is iedereen die handelingsbekwaam is meteen ook rechtsbekwaam.
De uitzonderingen of beperkingen op de handelingsonbekwaamheid kunnen enkel in de Wet bepaald zijn (art. 1123 BW) en worden restrictief geïnterpreteerd. Meestal worden handelingsbeperkingen geïnspireerd door het idee van bescherming. Zo zijn minderjarigen niet in staat om zelf rechtshandelingen te verrichten, net zoals sommige "krankzinnige" en "geestelijk gehandicapte" personen.
Personen kunnen algemeen handelingsonbekwaam zijn, d.w.z. voor alle rechten en plichten. Maar zij kunnen ook gedeeltelijk handelingsonbekwaam worden verklaard, d.w.z. uitsluitend voor hetgeen de wet expliciet heeft ingeperkt of uitgeschakeld.
Algemene handelingsonbekwaamheid.
Om de rechten van een onbekwame persoon, in een stelsel van volledige handelingsonbekwaamheid, ten uitvoer te leggen, is het noodzakelijk te beschikken over de tussenkomst van een handelsingsbekwame persoon die deze onbekwaamheid kan aanvullen. Het gaat erom de persoon bij te staan in de rechtshandelingen die hij of zij verricht of de persoon te vertegenwoordigen, door de rechtshandeling in zijn of haar plaats te verrichten.
Echter bestaan er gevallen waar een tussenkomst van een derde onmogelijk is, bv. het recht om te huwen beneden de minimumleeftijd (art. 144 BW).
Het is aan de vrederechter om de noodzaak van een beschermingsregeling per geval te beoordelen, rekening houdend met de specifieke kenmerken en behoeften van de betrokken persoon.
Beperkte handelingsonbekwaamheid.
In het stelsel van beperkte handelingsonbekwaamheid kan de persoon in kwestie nog steeds zelf bepaalde handelingen stellen, maar wordt zijn bekwaamheid door andere technieken beperkt:
- de bijstand: de persoon moet geassisteerd zijn door een door de wet aangeduide derde;
- de toestemming: de persoon heeft a priori goedkeuring nodig bij het aangaan van rechtshandelingen;
- het verzet: door de wet aangeduide personen hebben het recht om achteraf een verzet aan te tekenen tegen de gemaakte handeling.
Ook binnen de categorieën van handelingsonbekwaamheid zijn er nog verschillen. Bijvoorbeeld bij niet- ontvoogde minderjarigen zijn de technieken zoals bijstand, toestemming en verzet gekend, terwijl bij ontvoogde minderjarigen enkel de bijstand en toestemming gekend zijn.
Hoewel een persoon vertegenwoordiging nodig kan hebben, duidt dit niet meteen op handelingsonbekwaamheid. In ons rechtssysteem zijn er zo gevallen, nl. bij de geïnterneerde geestesgestoorden en bij de gehandicapte gehuwden.