Wat is bezit van staat?
In het familierecht verwijst het woord ‘bezit van de staat’ naar een wettelijk vermoeden dat de afstamming van een persoon kan worden vastgesteld op basis van bepaalde feiten die door zijn familie en zijn nageslacht zijn vastgesteld met betrekking tot de relatie die er bestond tussen de persoon van wie hij beweert dat hij de zoon of de dochter is. Het bezit van de staat wordt aangetoond door een notariële akte waarin het bezit van de staat wordt bevestigd.
Het bezit van staat kan gebruikt worden bij een betwisting van het ouderschap. Maar indien men zich steeds gedraagt als ouder van het kind en zo ook door de omgeving wordt beschouwd dan is het onmogelijk om het ouderschap in vraag te stellen.
Hoe wordt het bezit van staat vastgesteld?
Het begrip 'bezit van de staat' wordt toegelicht in artikel 331nonies oud BW. Het bezit van de staat wordt geacht te zijn vastgesteld in aanwezigheid van een reeks feitelijke elementen, die zijn opgebouwd rond de volgende elementen:
- nomen: het feit dat het kind altijd de naam heeft gedragen van de persoon van wie het afstamt;
- fama: het feit dat de dergelijke ouder(s) worden erkend door de familie en door de maatschappij (bv. buren, vrienden);
- tractatus: het feit dat de persoon van wie het kind geboren zou zijn, "hem of haar als een kind heeft behandeld" en "als vader of moeder voor zijn of haar onderhoud en opvoeding heeft gezorgd", terwijl "het kind hem of haar als vader, moeder of partner heeft behandeld".
Om te kunnen spreken van een deugdelijk bezit van de staat, moet er voldaan zijn aan drie voorwaarden:
- aanwezigheid van adequaat significante feiten;
- geen ambigu in de bewijzen;
- voortdurend en ongestoord bezit.
Het gaat dus om de voorwaarden die geformuleerd zijn door artikel 2229 oud BW.
De functies van het bezit van staat
De functie van het bezit van staat is zeer beperkt ingegeven door de wet. Indien het bezit van staat wordt aanvaard door de wet, heeft zij een bewijsfunctie die in verband met de titel het belanghebbend element van staat moet bepalen.
- Negatieve bewijsfunctie: de titel vastgesteld door de staat bestaat en kan worden overgelegd waardoor de bevestiging hiervan kan leiden tot het feit dat zij onbetwistbaar wordt hoewel ze toch nog steeds betwist kon worden indien er geen corresponderend bezit van staat is (bv. art 312, §3 oud BW).
- Verlening door de wet van een equivalent rechtsgevolg aan een nog te moeten vaststellen titel van staat die niet overlegd kan worden (bv. art 197 oud BW).
- Indien de authentieke titel van staat niet ter beschikking is of op zichzelf volstaat, is het mogelijk dat de wet een gerechtelijke vaststelling van de staat doet waarbij het bezit van staat kan gebruikt worden als bewijsmiddel. Dientengevolge moet de eiser geen bewijs meer leveren (art. 331septies, lid 2 oud BW).
- Indien de titel van staat niet kan worden bewezen door het bezitten van een bepaald element, is het mogelijk om in het geval van artikel 4, lid 2 WBN de Belgische nationaliteit te bewijzen door aantoning dat de ouder het bezit van staat 'Belg' heeft gehad.