Geweld of dwang is een wilsgebrek.
Geweld of dwang is het uitoefenen van een fysieke of morele dwang, of de dreiging ermee, ten aanzien van de andere contractspartij, zijn fysieke of morele integriteit of zijn vermogen of ten opzichte van zijn naasten, zoals bijvoorbeeld zijn kinderen of ouders. Deze opsomming vindt men terug in art. 5.36 BW, maar deze is niet beperkend.
Geweld of dwang is een wilsgebrek, zoals bedrog of dwaling, en kan leiden tot de vernietiging van de afgesloten overeenkomst.
Wat zijn de voorwaarden om het contract te vernietigen op grond van geweld of dwang?
In tegenstelling tot het wilsgebrek bedrog, moet bij geweld het geweld of de dwang niet uitgaan van de tegenpartij. Ook het geweld, gepleegd door een derde, kan tot vernietiging van het contract leiden. Soms neemt men aan dat het geweld het gevolg kan zijn van de uitwendige omstandigheden waarin de overeenkomst werd gesloten, zijnde de ‘noodtoestand’. Het geweld moet in ieder geval doorslaggevend geweest zijn. Dit houdt in dat zonder het geweld de overeenkomstig niet zou zijn gesloten.
Het is noodzakelijk dat het geweld van die aard is, dat het op een redelijk mens indruk kan maken. Wat bedoelt men hiermee? Het kwaad waarvoor men vreest moet aanzienlijk en dadelijk zijn, rekening houdend met de leeftijd, het geslacht en de stand van de betrokkene (art. 5.36 BW).
Geoorloofde dwang maakt de toestemming niet gebrekkig, ongeoorloofde dwang wel. Ongeoorloofde dwang is bijvoorbeeld het geval wanneer een werkgever, om een werknemer tot ‘vrijwillig’ ontslag te dwingen, klacht neerlegt bij het parket, of ermee dreigt, wegens feiten die nergens op slaan of niet in verhouding staan met het neerleggen van die klacht.
Het bestaan van geweld mag met alle bewijsmiddelen worden aangetoond. Het feit dat de toestemming van de medecontractant “niet helemaal vrij was”, is niet voldoende: dwang om de overeenkomst te ondertekenen moet worden bewezen.