Quasi-subrogatie.
Persoonlijke subrogatie veronderstelt steeds dat een derde de schuld van een ander betaalt, waardoor hij in de plaats komt van diegene wiens schuld hij heeft betaald. Persoonlijke subrogatie is enkel mogelijk krachtens de wet of krachtens een overeenkomst. In het eerste geval spreekt men van wettelijke subrogatie, in het tweede geval van conventionele subrogatie.
Om te kunnen spreken van subrogatie, is vereist dat een derde de schuld van de schuldenaar betaalt aan de schuldeiser en niet zijn eigen schuld. Om deze strenge voorwaarde te verzachten, heeft de wetgever een beroep gedaan op het mechanisme van de quasi-subrogatie in verschillende wetsbepalingen. Het betreft steeds gevallen waarin derden vergoedingen of lonen betalen die ze verschuldigd waren krachtens een bepaalde rechtsverhouding, waarin deze derden door de quasi-subrogatie het recht verkrijgen om zich te verhalen op andere derden, hetzij dat dezen aansprakelijk waren voor de uitgevoerde betalingen, hetzij dat ze gehouden waren om andere redenen.
Voorbeelde van quasi-subrogatie.
Het betalen van gewaarborgd loon door de wekgever, ten gevolge van werkonbekwaamheid die voortvloeit uit een ongeval. De werkgever betaalt immers niet de schuld van de aansprakelijke derde, maar wel zijn eigen door de Arbeidsoverenkomstenwet verschuldigde verplichting (art. 52 § 4 van de Wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten).
Artikel 136 ZIV-wet: door de werking van de wettelijke quasisubrogatie (art. 136 ZIV-wet) oefent de ziekte- en invaliditeitsverzekeraar geen andere vordering uit dan deze van het slachtoffer, maar de vordering van het slachtoffer zelf. De rechtstoestand van de gesubrogeerde is dezelfde als van de subrogerende schuldeiser. De gesubrogeerde verkrijgt alle rechten en vorderingen van de subrogant tegenover de schuldenaar.
Andere wijzen van uitdoven van de verbintenis