Een beding ten behoeve van een derde.
Een beding ten behoeve van een derde is een contractuele clausule waarbij contractspartij A (de bedinger of stipulant) de medecontractant B (de belover of promettant) laat beloven dat hij een prestatie zal uitvoeren ten gunste van een derde C (de begunstigde of beneficiaris). C is in deze verhouding geen contractspartij, maar heeft wel een eigen en rechtstreeks vorderingsrecht jegens B.
Een klassiek voorbeeld van een beding ten behoeve van een derde is de levensverzekering. Hier bedingt de verzekeringnemer dat de verzekeraar bij het overlijden van de verzekeringnemer aan een begunstigde derde een bepaald bedrag zal uitbetalen.
De wetgever staat heel wat positiever tegenover bedingen ten gunste van derden dan tegenover bedingen ten laste van derden. Het is namelijk niet erg om als derde rechten uit een overeenkomst te halen. Daarom is een beding ten behoeve van een derde in principe geldig.
Wat zijn de voorwaarden voor een geldig beding ten behoeve van derden?
Er zijn een aantal voorwaarden waaraan een beding ten behoeve van derden moet voldoen om geldig te zijn.
- Tussen A en B bestaat een geldige overeenkomst.
- A moet een persoonlijk belang hebben bij het beding ten behoeve van een derde C.
- A en B hebben de duidelijke bedoeling om aan een derde C een nieuw, eigen recht toe te kennen.
- De begunstigde is bepaald of minstens bepaalbaar op het moment dat het beding uitwerking krijgt.
Wat zijn de gevolgen van een beding ten behoeve van derden?
Het beding ten behoeve van een derde doet een aantal gevolgen ontstaan (art. 5.107 BW).
- De begunstigde heeft een eigen recht (rechtstreekse vordering) jegens de belover.
- Vanaf het moment dat de derde de begunstiging aanvaard heeft, kan de bedinger dit recht niet meer herroepen. Vanaf de aanvaarding door de begunstigde is het beding onherroepelijk.
- Het recht komt rechtstreeks in het vermogen van de begunstigde.
Een driepartijenverhouding.
Het beding ten behoeve van derden creëert een driepartijenverhouding.
Er ontstaat een dekkingsverhouding. Dit is de hoofdovereenkomst tussen de bedinger en de belover.
Daarnaast ontstaat er een valutaverhouding. Dit is de verhouding tussen de bedinger en de begunstigde, en is geen echte rechtsverhouding.
Ten slotte bestaat er ook een verhouding tussen de belover en de begunstigde, waardoor de begunstigde een rechtstreeks vorderingsrecht heeft jegens de belover.