Nutteloze en foutief veroorzaakte kosten worden vanaf 1 januari 2017 ambtshalve ten laste gelegd van de partij die ze heeft veroorzaakt.
Potpourri IV (de Wet van 25 december 2016 “tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie”, B.S. 30.12.2016) voert een uitzondering in op het algemene regel dat de gerechtskosten normaal gezien ten laste zijn van de in het ongelijk gestelde partij.
Aan artikel 1017, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat ieder eindvonnis de in het ongelijk gestelde partij verwijst in de kosten, wordt de volgende zin toegevoegd:
“Niettemin worden nutteloze kosten, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022, zelfs ambtshalve ten laste gelegd van de partij die ze foutief heeft veroorzaakt.”
Als u foutief gerechtskosten maakt, ook al bent u de in het gelijk gestelde partij, zal de rechter u, zelfs ambtshalve, veroordelen tot die kosten die u foutief heeft gemaakt.
Deze wijziging is de wettelijke verankering van de reeds bestaande rechtspraak die met toepassing van het leerstuk van de onrechtmatige daad (art. 1382 BW) nutteloze proceskosten ten laste legde van de partij die ze heeft veroorzaakt, ook al wint deze het proces.
Meestal ging het om schendingen van de beginselen van proceseconomie en procesloyauteit, zoals bijvoorbeeld wanneer er gedagvaard werd terwijl de vordering ook bij verzoekschrift of conclusie kon worden ingesteld, wanneer het proces overbodig was, wanneer de winnende partij niet loyaal heeft meegewerkt aan de bewijsgaring, enz… (zie o.m. Cass. 14 mei 2001, Arr. Cass. 2001, 885).
Toepassingsvoorwaarden van de nieuwe regeling.
Opdat de gedingkosten ten laste kunnen worden gelegd van de partij die ze heeft veroorzaakt, dienen de voorwaarden van de onrechtmatige daad vervuld te zijn. De kosten moeten bijgevolg foutief veroorzaakt zijn.
Opdat bijvoorbeeld het inleiden van de vordering bij dagvaarding, wanneer dit ook bij verzoekschrift had gekund, als een fout wordt aanzien, is vereist dat een normaal voorzichtig persoon, in dezelfde omstandigheden geplaatst, redelijkerwijze anders zou hebben gehandeld.
Ook ambtshalve en bij verstek van de verliezende partij.
Er was heel wat discussie over de vraag of de rechter ook ambtshalve of bij verstek van de tegenpartij de eisende partij kan veroordelen tot deze nutteloze gerechtskosten.
De Wetgever gaat er van uit dat “recht spreken” een kostbare zaak is, ook voor de gemeenschap, waarmee ieder van ons verplicht zuinig moet omspringen. Deze regel raakt de Openbare Orde, reden waarom de rechter ambtshalve moet ingrijpen wanneer de eiser bijvoorbeeld een vermijdbare procedure instelt of proceskost maakt.
Gerechtelijke invordering van onbetwiste geldschulden in het nauw?
Dat voortaan de winnaar van het proces tot de proceskosten kan worden veroordeeld, indien deze nutteloos en foutief werden gemaakt, leidt automatisch tot de vraag of een invordering via de rechtbank van een onbetwiste geldschuld nog mogelijk wordt zonder dat de eiser veroordeeld zal worden tot de kosten van het geding. U leest onze visie in deze bijdrage.
Geen schending van het recht op toegang tot de rechter?
Het recht op toegang tot de rechter staat niet in de weg aan een regeling die de rechter in bijzondere omstandigheden toestaat de gerechtskosten geheel of gedeeltelijk ten laste te leggen van de partij die in het gelijk werd gesteld, aldus de Memorie van Toelichting bij Potpourri IV. De OVB is een andere mening toegedaan.
Het Grondwettelijk Hof heeft bevestigd dat het recht op toegang tot de rechter het voorwerp kan uitmaken van beperkingen, ook van financiële aard, voor zover deze beperkingen geen afbreuk doen aan de essentie zelf van het recht op toegang tot de rechter (Grondwettelijk Hof arrest nr. 152/2015 van 29 oktober 2015).