Iedereen is wel eens betrokken geraakt in een verkeersongeval. Wat moet je doen? Wat mag je doen? Wat mag je niet doen?
Verplaatsen van het voertuig – parkeren van het voertuig.
Volgens het Wegverkeersreglement (voluit het KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer) moet elke persoon die betrokken is bij een ongeval, verplicht de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en vlotheid van het verkeer te verzekeren (art. 52.1 Wegverkeersreglement). Daarbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen een ongeval met lichamelijke schade of een ongeval met uitsluitend stoffelijke schade.
Een voertuig moet niet verplaatst worden wanneer het ongeval lichamelijk letsel heeft veroorzaakt (art. 52.1, lid 3 Wegverkeersreglement). Het mag, maar moet niet. Bij een ongeval met uitsluitend stoffelijke schade moet de bestuurder van een defect voertuig het voertuig opstellen zoals een geparkeerd voertuig (art. 51, lid 2 Wegverkeersreglement). Het is wel steeds aan te raden ofwel foto's te nemen, ofwel de stand van de verschillende voertuigen af te lijnen op de grond om mogelijke betwisting achteraf te vermijden.
Plaatsen van de gevaarsdriehoek.
Wanneer het voertuig niet kan worden verplaatst of worden geparkeerd, moet de bestuurder dit voertuig vanop een afstand signaleren door de gevaarsdriehoek (een toebehoren dat zich verplicht in het voertuig moet bevinden conform art. 81.2.1° Wegverkeersreglement). Alleen wanneer het voertuig niet kan aan de kant gezet worden, moet de gevaarsdriehoek worden geplaatst (Brussel, 23 november 1991, R.G.A.R., 1994, nr. 12.337). De bestuurder kan , naast het gebruik van een gevaarsdriehoek, ook gebruik maken van andere signalisatiemiddelen, bijvoorbeeld het gelijktijdig aanzetten van de vier richtingaanwijzers van het voertuig.
Het plaatsen van de gevaarsdriehoek moet gebeuren volgens de regels van het Wegverkeersreglement:
- op een gewone weg, andere dan een autosnelweg: op een afstand van ten minste 30 meter
- op een autosnelweg: op een afstand van ten minsten 100 meter
In elk geval moet de driehoek vóór het voertuig geplaatst worden, in verticale stand. Binnen de bebouwde kom en op plaatsen waar de afstand van 30 meter niet mogelijk is, mag de gevaarsdriehoek op een kleinere afstand en eventueel zelfs op het voertuig geplaatst worden. Het belangrijkste hierbij is dat de gevaarsdriehoek van ver zichtbaar is zodat het defect voertuig geen onvoorzienbare hindernis vormt. Ook wanneer een lading geheel of gedeeltelijk op de openbare weg valt en niet onmiddellijk kan worden opgeruimd, moet de bestuurder de nodige maatregelen nemen om de veiligheid en de vlotheid van het verzekeren en de hindernis te signaleren.
Het dragen van een fluohesje.
Bovendien is de bestuurder van een defect voertuig verplicht een retro-reflecterende veiligheidsvest – het fluohesje – te dragen van zodra hij zijn voertuig verlaat, wanneer op een autosnelweg of een autoweg het voertuig op een plaats terechtkomt waar niet mag worden gestopt of geparkeerd (art. 51.4 Wegverkeersreglement).
Ongeval met lichamelijk letsel - bijkomende verplichtingen.
Elke persoon die betrokken is in een ongeval met een lichamelijk letsel moet ook zo nodig, hulp verlenen aan gekwetsten. Tevens moet hij, indien hij meer dan 15 jaar oud is, zijn identiteitskaart vertonen aan andere in het ongeval betrokken personen die er hem om vragen. Tenslotte moet deze persoon ook ter plaatse blijven om een bevoegde agent toe te laten de nodige vaststellingen te doen. De vaststellingen dienen dus verplicht door een agent te gebeuren. Indien geen bevoegde agent binnen een redelijke tijd kan bereikt worden, moeten de betrokken personen aangifte doen van het ongeval uiterlijk binnen 24 uren, hetzij op het dichtst bijgelegen politiebureau, hetzij op dat van hun woon- of verblijfplaats.
Gegevens uitwisselen en ter plaatse blijven.
Ook bij een ongeval met uitsluitend stoffelijke schade moeten de bestuurders die in een ongeval betrokken zijn de identiteiten uitwisselen. Tevens moeten de partijen ter plaatse blijven om gezamenlijk de nodige vaststellingen te doen. Zo er tussen de partijen geen akkoord is, moeten in principe de vaststellingen eveneens gebeuren door een bevoegde agent. Indien geen bevoegd agent binnen een redelijke tijd kan bereikt worden, mogen de betrokken personen zodra mogelijk aangifte doen van het ongeval, hetzij op het dichtst bijgelegen politiebureau, hetzij op dat van woon- of verblijfplaats.
Is de partij die schade heeft geleden niet aanwezig (bvb. zo tegen een geparkeerd voertuig wordt gereden) dan moeten de in het ongeval betrokken partijen zoveel mogelijk ter plaatse de naam en het adres doorgeven, en in elk geval moeten deze inlichtingen zo spoedig mogelijk rechtstreeks of door de tussenkomst van de politie meegedeeld worden.
Elke persoon die betrokken is in een ongeval, moet ter plaatse blijven en de nodige vaststellingen doen. Wie betrokken is bij een ongeval en niet overgaat tot vaststellingen, pleegt een inbreuk op het Wegverkeersreglement en kan strafrechtelijk vervolgd worden voor vluchtmisdrijf …
Volgens recente rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. (2e k.) AR P.22.0796.N, 8 november 2022 (A C V J), https://juportal.be/) bestaat een vluchtmisdrijf vanaf het ogenblik dat de bestuurder van een voertuig weet dat dit voertuig oorzaak van dan wel aanleiding tot een wegverkeersongeval is geweest, en de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken. Dit vereiste opzet moet op het ogenblik van de vlucht aanwezig zijn (art. 33, 1, 1° Wegverkeerswet). Het is ook irrelevant of het ongeval al dan niet aan zijn schuld te wijten is. Het is dus noodzakelijk om de nodige vaststellingen te (laten) doen, ook al omdat op basis daarvan men de verantwoordelijkheid voor het ongeval kan bepalen. Bij uitsluitend stoffelijke schade zullen de gezamenlijke vaststellingen dus meestal worden gedaan door de betrokken partijen zelf. De verzekeringsmaatschappijen stellen daartoe een standaard aanrijdingsformulier ter beschikking. Ook hier is het opletten geblazen