Oneigenlijke contracten.
Oneigenlijke contracten zijn volgens artikel 5.127 BW “geoorloofde daden waaruit een verbintenis ontstaat ten laste van de persoon die er voordeel uit haalt zonder er recht op te hebben en, in voorkomend geval, een verbintenis van de persoon die de daad heeft verricht jegens die persoon”.
Een quasi-contract lijkt op een contractuele verbintenis. Dit contract komt echter niet tot stand door een wederzijdse toestemming tussen twee of meer partijen. Dit contract komt ook niet tot stand door een geschreven overeenkomst tussen twee of meer partijen.
Er zijn drie soorten oneigenlijke contracten: de zaakwaarneming, de onverschuldigde betaling en de ongerechtvaardigde verrijking.
Oneigenlijke of quasi-contracten ontstaan door een eenzijdig handelen van een partij. Het gaat dus om geheel vrijwillige daden waaraan de wet een gevolg koppelt. Dit handelen had echter niet tot doel om rechtsgevolgen te doen ontstaan. Niettemin koppelt de wet rechtsgevolgen aan deze daad.
Een voorbeeld: X stort per ongeluk een bedrag op de rekening van Y. Het gaat om een eenzijdig handelen van X dat niet tot doel had een contract tussen hem en Y te laten ontstaan. Door dit handelen heeft Y een onverschuldigde betaling ontvangen. Y is verplicht om dit bedrag terug te storten.
Kortom, door deze quasi-contracten ontstaat een verbintenis van de ene partij ten aanzien van de andere partij of zelfs een verbintenis van beide partijen. Geen enkele partij had echter tot doel deze band tussen hen te doen ontstaan.
Hoe bewijs je het bestaan van een oneigenlijk contract?
Een eigenlijk contract komt tot stand na een geschreven overeenkomst tussen partijen. U begrijp dat het soms moeilijk is om het bestaan van een oneigenlijk contract, dat nooit tot doel had een contract te zijn, te bewijzen. Voor de schuldeiser van dit quasi-contract staan echter alle bewijsmiddelen open: de schuldeiser die zich in de onmogelijkheid bevindt om zich een geschreven bewijs te verschaffen, mag de ten aanzien van hem aangegane verbintenis bewijzen door getuigen én door vermoedens, aldus het Hof van Cassatie in een zeer oud arrest van 8 juni 1893.
De quasi-contracten op een rijtje: