Voor verhuurders die te maken krijgen met wanbetaling, kan het interessant zijn om voorafgaandelijk aan of gelijktijdig met de inleiding van een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huur, een pandbeslag te leggen op de aanwezige inboedel in het gehuurde goed. Pandbeslag zal niet zinvol zijn als de inboedel waardeloos is, maar in sommige gevallen beschikt de huurder over waardevolle machines of andere voorwerpen, die u dan op een vrij eenvoudige manier kan laten in beslag nemen.
Pandbeslag is een exclusief middel dat de wet voorbehoudt aan verhuurders van onroerende goederen . Wanneer de goederen ondertussen reeds verplaatst zijn, verleent de wet de verhuurder bovendien een specifiek volgrecht, het beslag tot terugvordering.
Deze twee middelen zijn in de praktijk niet altijd even goed gekend en zijn daarom vaak onderbenut.
Wat is pandbeslag?
Het pandbeslag is een bijzondere vorm van bewarend beslag op roerend goed, waarbij u beslag kunt leggen zonder toelating van de beslagrechter voor vervallen huur- en pachtgelden (art. 1461 Ger. W.).
Het pandbeslag is een bescherming van het voorrecht van de niet-betaalde verhuurder (art. 20, 1° Hyp. W.).
De beslagene verliest het bezit niet over de in beslag genomen goederen, en kan deze verder gebruiken. Hij kan de beslagen goederen weliswaar verplaatsen, op voorwaarde dat hij de verhuurder hiervan informeert, zodat deze het bewarend beslag kan omzetten in uitvoerend beslag.
Pandbeslag is nog mogelijk na faillissement van de huurder (Kort. Ged. Kh. Brussel, 27 augustus 1979, JT 1980, 265).
Wat als uw huurder failliet gaat?
Alles over het voorrecht van de verhuurder en de situatie van een failliete huurder leest u hier.
Voor wie is pandbeslag bedoeld?
Pandbeslag staat open voor alle verhuurders:
- Eigenaars-verhuurders
- Vruchtgebruikers-verhuurders
- Onderverhuurders (hoofdhuurders)
- Bezitters-verhuurders
Op wat?
Pandbeslag kan gelegd worden op alle roerende goederen die zich in het gehuurde goed bevinden, of op de vruchten van de verhuurde gronden (landpacht).
U kan als verhuurder op alle stofferende goederen beslag leggen, zelfs indien deze niet toebehoren aan de huurder. Het pandbeslag kan niet los gezien worden van het voorrecht dat de verhuurder heeft op de stofferende huisraad (art. 20, 1° Hyp. W.), en geldt als een bescherming van dit voorrecht. Bovendien is het een wettelijke verplichting van de huurder om het gehuurde goed van “genoegzame huisraad te voorzien (art. 1752 BW).
Het beslag kan dus ook gelegd worden op goederen toebehorend aan derden, op voorwaarde dat de verhuurder ter goeder trouw is, d.w.z. dat hij niet wist of behoorde te weten dat de goederen niet toebehoorden aan zijn huurder.
Ook goederen toebehorend aan de onderhuurder zijn vatbaar voor pandbeslag voor vervallen huurgelden van de hoofdhuurder. De onderhuurder kan echter wel opheffing van het beslag vorderen wanneer deze kan bewijzen dat hij zonder bedrog betaald heeft aan de hoofdhuurder.
Hoe leg ik pandbeslag?
Om pandbeslag te kunnen leggen, dient u voorafgaandelijk een bevel tot betalen te laten betekenen via gerechtsdeurwaardersexploot. Één dag nadien kan u vervolgens pandbeslag leggen op de goederen die zich in het gehuurde goed bevinden.
Nadelen van pandbeslag?
Aan het pandbeslag zijn spijtig genoeg ook (beperkte) nadelen verbonden.
- Er is geen verrassingseffect.
Vermits u verplicht bent om voorafgaandelijk aan het pandbeslag een bevel tot betalen te laten betekenen, is de huurder verwittigd en kan hij de goederen nog laten verdwijnen, waardoor u als verhuurder achter het net vist.
- Enkel voor vervallen huurgelden kan u pandbeslag leggen.
Voor toekomstige huurgelden, die nog moeten vervallen kan geen pandbeslag worden gelegd. Daartegenover staat dat voor toekomstige huurgelden een gewoon beslag op roerend goed mogelijk is (art. 1414 Ger.W.).
Beslag tot terugvordering
Het beslag tot terugvordering is een reëel volgrecht dat de wet toekent aan de verhuurder op de stofferende huisraad. Wanneer de huurder de stofferende huisraad zou hebben verplaatst of weggemaakt, dan voorziet art. 20, 1° Hyp. W. dat de verhuurder, ter vrijwaring van zijn voorrecht, de goederen kan terugvorderen ongeacht in wiens handen deze zich bevinden. Het beslag tot terugvordering is onderworpen aan een beperkte termijn van vijftien dagen vanaf de wegbrenging van de goederen. Mochten de verplaatste goederen ondertussen verkocht zijn aan een derde en deze is ter goeder trouw, dan nog heeft deze geen verhaal. Het beslag tot terugvordering ten voordele van de verhuurder is daarom een krachtig middel. De revindicatie door de verhuurder gebeurt volgens de regels van de artikelen 1462 tot 1466 van het Gerechtelijk Wetboek.
Pieter Pauwels