Laaghangende zon, misschien mist, te laat geremd ? In elk geval was het niet meer mogelijk om een aanrijding te vermijden… En wat bij meerdere wagens: stond de tweede auto tijdig stil en werd hij door de navolgende aanrijding vooruit geworpen met de schade tot gevolg?
Bij kettingbotsingen is het door de veelheid aan auto’s vaak niet mogelijk te bepalen wie nu juist in fout is.
Om hieraan te verhelpen werd in 2002 reeds art. 19bis – 11 § 2 WAM-wet in het leven geroepen.
De vergoedingsregeling van artikel 19bis - 11 § 2 WAM-wet.
Art. 19bis – 11 § 2 WAM-wet bepaalt immers dat wanneer er zich een ongeval voordoet waarbij verscheidene motorvoertuigen betrokken zijn, maar het niet duidelijk is wélke van de betrokken bestuurders aansprakelijk is, er toch in een vergoedingsregeling wordt voorzien ten gunste van de slachtoffers/schadelijders. In dat geval wordt de schadevergoeding van de benadeelde in gelijke delen verdeeld onder de verzekeraars die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bestuurders van deze voertuigen dekken, met uitzondering van degenen wier aansprakelijkheid ongetwijfeld niet in het gedrang komt.
Het bijzondere aan deze vergoedingsregeling is dat er moet betaald worden door de verzekeringsmaatschappijen, ook al kan niet worden aangetoond wie er in fout is. In principe betaalt de aansprakelijkheidsverzekeraar van de betrokken voertuigen namelijk alleen als de aansprakelijkheid van zijn verzekerde bestuurder vaststaat. In geval er geen aansprakelijke bestuurder kon worden aangeduid, hetgeen bij een kettingsbotsing vaak het geval is, bleven vóór de invoering van art. 19bis- 11 § 2 WAM-wet alle bestuurders in de kou staan.
Het gebruik van de term “verscheidene” zorgde al gauw voor verdeeldheid in rechtspraak en rechtsleer. Kan de vergoedingsregeling van artikel 19 bis- 11 § 2 WAM enkel worden toegepast bij “kettingbotsingen”, of kan deze regeling ook worden toegepast bij een ongeval waarin slechts twéé voertuigen betrokken zijn ?
Vóór 2011 werd in de praktijk aangenomen dat er van een echte kettingbotsing sprake moest zijn om de vergoedingsregeling te kunnen toepassen. Twee voertuigen waren niet voldoende.
Hierin kwam verandering met het arrest van 3 februari 2011 van het Grondwettelijk Hof waarin werd geoordeeld dat deze bepaling het Grondwettelijk gelijkheidsbeginsel schendt indien zij aldus wordt geïnterpreteerd dat ze geen toepassing kan vinden wanneer slechts twee voertuigen betrokken zijn bij een ongeval.
Sinds het arrest van het Grondwettelijk Hof staat dus vast dat ongevallen met slechts twee voertuigen kunnen genieten van de vergoedingsregeling van art. 19bis WAM-wet, minstens, dat rechtbanken die anders oordelen het gelijkheidsbeginsel schenden.
Na deze tussenkomst van het Grondwettelijk Hof in 2011 begint stilaan de toepassing van art. 19bis WAM-wet bij ongevallen waarbij slechts twee voertuigen zijn betrokken, ook bij de lagere rechtbanken navolging te kennen.
Dit betekent dus concreet dat U, wanneer U in een verkeersongeval betrokken bent en er niet kan worden uitgemaakt wie aansprakelijk is voor het ongeval, U art. 19bis WAM-wet zou kunnen inroepen om toch een gedeeltelijke schadevergoeding – zijnde de helft – te bekomen.
Wanneer er geen toereikende objectieve elementen voorhanden zijn die toelaten een foutief rijgedrag bij de ene of de andere bestuurder te weerhouden, en art. 19bis WAM-wet werd door beide partijen ingeroepen, dan kunnen beide bestuurders aanspraak maken op een vergoeding gelijk aan de helft van hun schade. Deze schadevergoeding dient dan betaald te worden door de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij.
Naast de automatische vergoedingsregeling voor zwakke weggebruikers uit art. 29 bis WAM-wet is hier terug een uitbreiding ingelast op de klassieke vergoedingsregelingen ten voordele van slachtoffers/schadelijders van een verkeersongeval zodat op heden een zeer ruim juridisch vangnet voor hen bestaat.