De aansprakelijkheid van de kentekenhouder
Op basis van artikel 67bis Wegverkeerswet rust er een wettelijk vermoeden van strafrechtelijke aansprakelijkheid van de kentekenhouder. Wanneer een voertuig een bepaalde verkeersinbreuk begaat, gaat men ervan uit dat de overtreding begaan is door de kentekenhouder van het voertuig. Dit is het geval bij overtredingen waarbij de bestuurder niet persoonlijk werd geïdentificeerd, meestal bij automatisch werkende toestellen die overtredingen vaststellen.
Hoe kan ik het vermoeden van aansprakelijkheid van de kentekenhouder weerleggen?
Wanneer u op het moment van de overtreding het voertuig niet bestuurde, kan u dit aan de hand van elk bewijsmiddel aantonen. Het is dus steeds een weerlegbaar vermoeden. Dit kan bijvoorbeeld door aan te tonen dat u op dat moment niet in het land was, of dat u aan het werk was. Het bewijs dat u het niet was, is echter niet voldoende. U moet ook de identiteit van de werkelijke bestuurder kenbaar maken aan de politie, tenzij er sprake is van diefstal, fraude of overmacht. In dit geval kan u de identiteit van de bestuurder immers niet bekend maken.
Daarnaast staat er in artikel 67bis Wegverkeerswet de term ‘onmiskenbare bestuurder’. Dit betekent dat u de werkelijke bestuurder moet aangeven, en niet iemand die niet met het voertuig kon hebben gereden. Wanneer u dus de naam van een bestuurder geeft die in het buitenland verblijft, zal u ook moeten aantonen dat de bestuurder op dat moment in België was. Het is dus belangrijk dat u steeds goed weet wie uw voertuig bestuurt. Bovendien heeft u ook een beperkte termijn van vijftien dagen om de identiteit van de werkelijke bestuurder mee te delen.
Opgelet, wanneer u de naam van de onmiskenbare bestuurder niet aan de politie meedeelt, begaat u een nieuw misdrijf!
Wat als ik de naam van de onmiskenbare bestuurder niet meedeel?
Artikel 29ter, tweede lid van de Wegverkeerswet bepaalt de straf die u riskeert wanneer u de werkelijke bestuurder niet meedeelt, terwijl u wel bewezen heeft dat u niet met het voertuig reed:
“Met gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en met geldboete van 50 euro tot 4000 euro of met een van die straffen alleen, wordt gestraft, hij die de verplichting bedoeld in artikel 67bis, tweede lid, tweede zin, niet nakomt. De rechter kan bovendien het verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uitspreken voor een duur van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar of levenslang. Deze straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen drie jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan.”
Op basis van artikel 29ter Wegverkeerswet riskeert u een gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en/of een geldboete van 50,00 tot 4.000,00 EUR wanneer u de identiteit van de onmiskenbare bestuurder niet meedeelt. Daarnaast kan de politierechter u ook een rijverbod opleggen van minstens acht dagen en hoogstens vijf jaar of levenslang. Wanneer er sprake is van herhaling binnen de drie jaar, riskeert u een verdubbeling van deze straffen.
U ziet dat er een grote marge is tussen de minimum- en maximumstraffen voor het niet-meedelen. Dit zorgt ervoor dat de politierechter een grote beoordelingsvrijheid heeft. Het zal vooral afhangen van welke overtreding aan de grondslag ligt van de feiten, om te oordelen over de strafmaat van het niet-meedelen.
Werd u gedagvaard voor de politierechtbank?
Laat u dan bijstaan door de advocaten van Wanted Law. Zij staan voor u klaar om u te helpen! Zij zullen ook kosteloos nagaan of de juridische bijstand voor u kosteloos kan verlopen via een rechtsbijstandsverzekering van het voertuig waarmee de overtreding werd begaan.
Kom ook alles te weten over
Wat de cliënten vinden van Wanted Law