Schadebeding
Een schadebeding is een beding dat voorziet in een schadeloosstelling wanneer een van de partijen een contractuele fout begaat en aldus een wanprestatie levert. Deze schadeloosstelling kan zowel bestaan uit een forfaitaire schadevergoeding als uit nalatigheidsintresten.
Een schadebeding moet onderscheiden worden van een opzeg- of verbrekingsbeding.
Daarnaast dient een onderscheid te worden gemaakt tussen schadebedingen binnen het consumentenrecht en schadebedingen van gemeen recht.
Bijzondere bescherming
Het consumentenrecht voorziet in een bijzondere bescherming van de consument in het geval dat de contracterende onderneming een schadebeding in de overeenkomst zou opnemen. Een schadebeding die door de onderneming in haar overeenkomst met de consument wordt opgenomen dient aan een aantal voorwaarden te voldoen opdat deze als rechtmatig en dus geldig wordt beschouwd. Een schadebeding moet namelijk steeds voldoen aan de voorwaarden van wederkerigheid, gelijkwaardigheid en proportionaliteit. Dit vloeit voor uit twee verschillende bepalingen van de zwarte lijst, namelijk artikel VI. 83, 17° en 24° van het Wetboek Economisch Recht.
Wanneer een schadebeding dat door de onderneming in de overeenkomst wordt opgenomen niet voldoet aan één van de bovenstaande vereisten, dan is het beding nietig op basis van de zwarte lijst. Dit houdt in dat het beding per se verboden is en de rechter het schadebeding als ongeschreven moet beschouwen. De rechter mag het schadebeding niet matigen, noch mag hij voorzien in een schadevergoeding naar gemeen recht. De sanctie voor een onderneming die een schadebeding opneemt dat onrechtmatig is, is dus bijzonder zwaar. De onderneming zal bij nietigheid van het schadebeding geen schadevergoeding meer kunnen krijgen voor een eventuele wanprestatie die door de consument werd begaan.
Schadebedingen moeten ook in overeenstemming zijn met de bepalingen uit het nieuwe Boek XIX van het Wetboek Economisch Recht, die de hoogte van schadebedingen beperken.
Vereiste van wederkerigheid
De vereiste van wederkerigheid moet worden bekeken in de context van het gezegde “voor wat, hoort wat”. Concreet houdt dit bijvoorbeeld in dat wanneer een onderneming in zijn contractuele voorwaarden voorziet in een schadebeding voor het geval dat de consument zijn betalingsverplichtingen niet nakomt, er ook moet zijn voorzien in een schadebeding in het voordeel van de consument indien de onderneming zijn leveringsverplichting niet nakomt.
Vereiste van gelijkwaardigheid
De vereiste van gelijkwaardigheid houdt in dat de vergoeding waarin de onderneming voorziet in geval de onderneming een wanprestatie begaat gelijkwaardig is aan de vergoeding dat werd voorzien in het geval de consument een wanprestatie begaat. Gelijkwaardigheid impliceert geen mathematische gelijkwaardigheid van de vergoeding, maar wel dat de vergoeding van dezelfde orde dient te zijn. Er is sprake van een gelijkaardige vergoeding wanneer de vergoedingen in beide gevallen toelaten om de schade die de tegenpartij kan leiden en die voorzien kan worden in het contract, te vergoeden.
Vereiste van proportionaliteit
De vereiste van proportionaliteit houdt in dat de vergoeding die in het schadebeding wordt bedongen niet hoger mag zijn dan de schade die kan worden geleden. Er moet dus niet worden gekeken naar de werkelijk geleden schade om te bepalen of het schadebeding wel proportioneel is, maar wel naar de potentieel voorzienbare schade op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst. De vereiste van proportionaliteit is eigenlijk een bescherming tegen kennelijk bovenmatige schadebedingen.
Beperking van schadebedingen
Zowel de toegestane nalatigheidsintrest als de forfaitaire schadevergoedingen worden in artikel XIX.4 van het Wetboek Economisch Recht beperkt. Een schadebeding dat deze begrenzingen overschrijdt, is verboden en wordt als niet geschreven beschouwd. De consument is van rechtswege vrijgesteld van de betaling van dergelijk schadebeding (art. XIX.15 WER). De rechter kan de bedongen vergoeding die de begrenzing te boven gaat niet matigen tot wat wettelijk toegelaten was.
- Nalatigheidsintresten: er kan niet meer bedongen worden dan de referentie-intrestvoet, vermeerderd met acht procentpunten, zoals beoogd in artikel 5 van de Wet Betalingsachterstand Handelstransacties. Voor het eerste semester van 2025 bedraagt dit 11,5%. Deze intrestvoet wordt halfjaarlijks herzien, maar zal nooit minder dan 8% kunnen bedragen.
- Forfaitaire vergoeding:
- 20,00 EUR als het verschuldigde saldo lager of gelijk aan 150,00 EUR is;
- 30,00 EUR vermeerderd met 10% van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500,00 EUR als het verschuldigde bedrag tussen de 150,01 en 500,00 EUR is;
- 65,00 EUR vermeerderd met 5% van het verschuldigde bedrag op de schrijf boven 500,00 EUR met een maximum van 2.000,00 EUR als het verschuldigde saldo hoger dan 500,00 EUR is.
De matigingsbevoegdheid van de rechter
Het regime met betrekking tot schadebedingen is binnen het gemeen recht aanzienlijk minder strikt en biedt meer vrijheid voor partijen. Desondanks voorziet het gemeen recht ook in een bescherming tegen kennelijk buitensporige schadebedingen. Op grond van artikel 5.88, §2 van het Burgerlijk Wetboek heeft de rechter de bevoegdheid, om ambtshalve of op verzoek van de schuldenaar, het schadebeding te matigen indien dit kennelijk onredelijk is, waarbij rekening wordt gehouden met de schade en alle overige omstandigheden.
In tegenstelling tot schadebedingen in de B2C-context, wordt een schadebeding onder het gemeen recht niet vernietigd, maar zal het enkel worden gematigd tot een bedrag dat de rechter redelijk acht. De sanctie in de B2C-context is dus veel zwaarder, aangezien het schadebeding daar in zijn geheel moet worden vernietigd.
Nog vragen?
Contacteert u gerust de advocaten van Wanted Law. Zij staan voor u klaar om u te helpen!