In welke gevallen stelt de rechtbank een gerechtsdeskundige aan?
De rechtbank kan een gerechtsdeskundige aanstellen om vaststellingen te doen of een technisch advies te geven met het oog op de oplossing van een geschil dat bij hem is aangebracht, of een geschil dat werkelijk en dadelijk dreigt te ontstaan (artikel 962 Ger.W.).
De rechtbank kan de deskundige aanstellen op verzoek van één of alle betrokken procespartijen, of ook ambtshalve.
De autonome beslissing van de rechtbank.
De feitenrechter oordeelt volledig autonoom (soeverein) over de opportuniteit en de noodzakelijkheid van het gevorderde deskundigenonderzoek. De regel is dat de rechtbank “proces-economisch” te werk gaat, hetgeen betekent dat hij verplicht is om de meest eenvoudige, snelle en goedkope manier moet kiezen om de waarheid te vinden (art. 875bis Ger.W). De wetgever wil dat rechters slechts tot het deskundigenonderzoek beslissen als ultimum remedium, wanneer dit strikt noodzakelijk is voor de oplossing van het geschil. Ook dient de prijs in verhouding te zijn met de inzet van het geschil.
Wanneer weigert de rechtbank de aanstelling van een gerechtsdeskundige?
De rechter kan om verschillende redenen de vordering tot aanstelling van een gerechtsdeskundige afwijzen. De rechter moet ook steeds motiveren waarom hij geen deskundige aanstelt wanneer een partij diens aanstelling vorderde (artikel 972 § 1 Ger.W.). In de rechtspraak komen heel wat voorbeelden voor van reden waarom de rechtbank de aanstelling van een expert heeft geweigerd:
- Niet noodzakelijk om zijn overtuiging te vormen
- Hij vindt dat hij zelf al genoeg technische informatie heeft
- Andere overwegingen kunnen de expertise overbodig maken of hij vindt het niet van belang om iemand aan te stellen.
- Wanneer er toch geen nuttige vaststellingen kunnen worden gedaan.
- Deskundigenonderzoek is onmogelijk of te laat omdat het voorwerp niet meer bestaat.
- De kosten zijn te hoog voor de omvang van de schade.
- Wanneer er geen aanwijzingen zijn dat er een contractuele of extracontractuele fout is.
- Wanneer de gebreken in de dagvaarding gedekt zijn door de definitieve oplevering.
- Wanneer de vordering toch zal afgewezen worden.
- Wanneer deze in strijd zou zijn met andere rechtsregels.
- Wanneer er een begin van bewijs ontbreekt.