Geweld als wilsgebrek in aannemingszaken.
Geweld in aannemingsovereenkomsten is niets anders dan de toepassing van het gemeenrechtelijk begrip “geweld”. "Geweld" kan men omschrijven als de uitoefening van of dreiging met een aanzienlijk fysiek of moreel kwaad ten aanzien van de persoon of het vermogen van de medecontractant of diens naaste verwanten (art.1111-1115 BW). Het kan dus ook gaan om geweld tegen ‘’diens naaste verwanten’’. Hier bedoelt men familieleden mee. Als men bijvoorbeeld de zus, van degene waarmee men een contract wil sluiten, fysiek bedreigt zal dit ook onder de artikelen 1111BW en verder vallen.
Geweld kan enkel de geldigheid van de wil aantasten voor zover de dwang onrechtmatig en ongeoorloofd is. Het is niet omdat iemands economische machtspositie groter is dan de andere , dat dit automatisch als morele dwang en dus als geweld wordt beschouwd. Wanneer deze persoon zijn positie misbruikt, kan er wel sprake zijn van geweld.
Het bewijs van het geweld.
Wie beweert het slachtoffer te zijn van geweld, dient hiervan het bewijs te leveren. Dit kan met alle middelen van recht. Toch is het altijd moeilijk voor het slachtoffer om dit te bewijzen. Een voorbeeld van het bewijs van geweld bij een aannemingsovereenkomst in de rechtspraak: Er werd gevraagd aan de rechter om een addendum bij een aannemingsovereenkomst nietig te verklaren. Men vroeg dit omdat de aannemer gedreigd zou hebben met het stilleggen van de werken indien de bouwheer weigerde de overeenkomst te ondertekenen. De rechter wees de vordering af bij gebrek aan bewijs (Brussel 14 oktober 1987, RJI 1988, 195).
In een ander geval heeft de rechtbank wél aanvaard dat er sprake was van dwang. Dit was het geval waarin de aannemer gedreigd had zijn beding van wederinkoop te zullen gebruiken indien de bouwheer niet zou overgaan tot de voorbehoudsloze oplevering van de werken (Kh. Brussel 3 mei 1967, BRH 1967, 223).