Het retentierecht
Het retentierecht
Krachtens het retentierecht kan de rechtmatige bezitter (retentor) van andermans zaak, deze zaak bij zich houden zolang zijn opeisbare schuldvordering in verband met die zaak niet is voldaan. Het retentierecht veronderstelt bijgevolg een verband tussen de teruggehouden zaak en de schuld.
Het retentierecht kent enkele toepassingen in het Burgerlijk Wetboek. Ook heeft men een wettelijke regeling voor het retentierecht wat de tegenwerpelijkheid betreft, in de artikelen 73 tot 76 in Boek III Titel XVII van het Burgerlijk Wetboek.
Wederkerige overeenkomsten.
Wederkerige overeenkomsten
Bij wederkerige overeenkomsten waarvan één verbintenis strekt tot de afgifte van een zaak en de andere verbintenis strekt tot de betaling van een geldsom, valt het retentierecht samen met de exceptio non adimpleti contractus (exceptie van niet-nakoming). Bijvoorbeeld: de garagist kan de wagen bijhouden zolang de consument de kosten niet heeft betaald.
Bij onscheidbare of met elkaar verband houdende eenzijdige overeenkomsten waarbij één verbintenis strekt tot de afgifte van een zaak en de andere de betaling van een geldsom, heeft men eveneens een juridische band. Ook hier valt het retentierecht dan samen met de exceptio non adimpleti contractus (exceptie van niet-nakoming).
Het retentierecht kan men zien als een bijzondere toepassing van de exceptio non adimpleti contractus.
Buiten deze gevallen kan er ook een toepassing van het retentierecht mogelijk zijn buiten ieder contractueel verband om. Er moet dan wel ten minste een materiële band bestaan tussen de schuld en de zaak. Bijvoorbeeld: kosten die men gemaakt heeft ter bewaring van andermans zaak.
In geval van een duurzame zakenrelatie tussen partijen aanvaardt men dat alle overeenkomsten tussen de partijen één geheel vormen. Bijgevolg kan men in het kader van dergelijke overeenkomsten ook het retentierecht toepassen.
Retentierecht zolang er geen (vrijwillig) bezitsverlies intreedt.
Retentierecht zolang er geen (vrijwillig) bezitsverlies intreedt
Het retentierecht is maar mogelijk zolang er tussen de partijen geen (vrijwillig) bezitsverlies intreedt.
Wetsvoorstel van 3 april 2019
Het wetsvoorstel van 3 april 2019 herneemt het bestaande beginsel van de exceptie van niet-nakoming en giet het in een nieuw artikel. Het nieuwe artikel neemt de geldende voorwaarden (die men in de rechtsleer en de rechtspraak heeft ontwikkeld) over. Alsook voert het iets nieuws in, namelijk de exceptie van vrees. De exceptie van vrees is het recht voor een partij de nakoming van haar verbintenis te schorsen (ook al is deze opeisbaar), wanneer er sprake is van een “voortijdige niet-nakoming” in hoofde van de tegenpartij.
De inwerkingtreding van het nieuw artikel aangaande de exceptio non adimpleti contractus is voorzien voor op de eerste dag van de achttiende maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.