Beide ouders zijn onderhoudsplichtig ten opzichte van hun kind
Ouders zijn, overeenkomstig art. 203 oud BW, onderhoud verschuldigd aan hun kinderen. Maar wat is het aandeel van beide ouders in dit onderhoud van hun kinderen?
Beide ouders zijn onderhoudsplichtig ten aanzien van hun kinderen. Hierbij kan men het kind als schuldeiser, en de ouders als schuldenaars beschouwen. Er zijn twee aspecten aan deze onderhoudsverplichting:
- enerzijds een verhouding tussen beide ouders en het kind = het obligatio-aspect;
- anderzijds een verhouding tussen de ouders onderling = het contributio-aspect.
Hieronder worden deze twee verhoudingen besproken, we beginnen met de onderlinge verhouding tussen de ouders.
De bijdrage in het onderhoud tussen de ouders onderling (contributio)
De verhouding tussen de ouders onderling wordt het contributio-aspect genoemd. Elke ouder moet instaan in het levensonderhoud van het kind in verhouding tot zijn respectievelijke aandeel in de samengevoegde middelen van de beide ouders (art. 203, §1 oud BW). Het bedrag dat de ouder moet betalen wordt dus bepaald door de inkomsten en middelen van beide ouders op te tellen en dan hun aandeel daarin te bepalen.
Onder “middelen” wordt o.m. verstaan de beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten, alle voordelen en andere middelen die de levensstandaard van de ouders en deze van de kinderen bepalen (artikel 203, §2 oud BW). Dit zijn ook de opbrengsten van hun genotsrecht, familiebijslag, beroepsinkomsten, maar ook “officieuze” inkomsten zoals zwartwerk. De rechter kijkt niet enkel naar de werkelijke inkomsten, maar ook naar de mogelijkheden die de ouders hebben en hun draagkracht. Hij kijkt bijvoorbeeld ook naar wat de ouder zou kunnen verdienen ingeval de ouder bewust niet zou werken met de bedoeling een lagere onderhoudsbijdrage te betalen.
Daarnaast zal de rechter bij de bepaling van de middelen ook rekening houden met de uitzonderlijke lasten van de ouder, zoals een hypothecaire leningslast, huur, onderhoudsbijdragen van andere kinderen of medische uitgaven van de ouder.
Gewone kosten versus buitengewone kosten
Om de onderhoudsbijdrage voor het kind te bepalen, maakt de wet een onderscheid tussen de gewone en de buitengewone kosten.
Onder de gewone kosten verstaat men alle gebruikelijke kosten die nodig zijn voor het dagelijkse onderhoud van het kind (art. 203bis, §3, 1ste lid oud BW).
De buitengewone kosten zijn de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen. Dit zijn kosten die het budget voor het dagelijks onderhoud overschrijden, waarvan men de omvang en het bestaan niet kan voorspellen (art. 203bis, §3, 2de lid oud BW). Alle kosten die niet aan deze criteria voldoen, vallen dan onder gewone kosten.
Bij het bepalen van de onderhoudsbijdrage mag men niet vergeten dat het kind recht heeft op de gemiddelde levensstandaard van de beide ouders.
De onderhoudsbijdrage voor de gewone kosten die de ene ouder aan de andere moet betalen wordt in een overeenkomst of bij vonnis vastgelegd. Dit is een forfaitair bedrag. Om dit bedrag te bepalen zal men eerst een verhouding tussen de ouders vastleggen, en vervolgens kijken wat het kind nodig heeft. De ouders zullen dit bedrag onder elkaar dan verdelen op basis van deze verhouding. Een voorbeeld zal dit duidelijker maken: indien ouder A instaat voor 1/3 van het totale inkomen en het kind €900 per maand nodig heeft, dan zal ouder A €300 moeten betalen en ouder B €600. Bij het bepalen van de onderhoudsbijdrage zal ook rekening worden gehouden met bijdragen in natura, zoals bv. het verblijf.
De onderhoudsbijdrage voor de buitengewone kosten wordt daarentegen niet forfaitair vastgelegd. Deze buitengewone kosten worden niet letterlijk in de wet opgesomd, maar in het KB van 22 april 2019 werd een beperkende lijst opgenomen met volgende vier categorieën:
- medische en paramedische kosten;
- kosten betreffende de schoolse opleiding;
- kosten verbonden aan de ontwikkeling van de persoonlijkheid en ontplooiing van het kind;
- alle overige kosten die de ouders bij gezamenlijk akkoord als buitengewoon beschouwen of die als zodanig door de rechter gekwalificeerd worden.
Ouders kunnen van deze lijst afwijken met een andersluidende overeenkomst, of de rechter kan afwijken door middel van een andersluidende uitspraak. Het aandeel van elke ouder in deze buitengewone kosten wordt op dezelfde manier als bij de gewone kosten berekend.
Het KB bepaalt verder dat deze buitengewone kosten steeds het voorwerp moeten uitmaken van een voorafgaand overleg en akkoord, tenzij er sprake is van hoogdringendheid of bewezen noodzakelijkheid.
De verhouding tussen ouders en het kind (obligatio)
De verhouding tussen de ouders en het kind is het obligatio-aspect van de onderhoudsverplichting. Elke ouder is tegenover zijn kind schuldenaar voor de gehele onderhoudsbijdrage. De ouders zijn in solidum gehouden en hoofdelijk aansprakelijk tegenover derden. Het gevolg hiervan is dat schuldeisers van het kind hun volledige schuld op een ouders kunnen verhalen.
Indien een van de ouders iets volledig zelf heeft betaald, kan hij een deel terugvorderen van de andere ouder. Deze obligatio-verhouding stopt van zodra de rechter de onderhoudsverplichting heeft vastgelegd in een te betalen onderhoudsbijdrage lastens de ene ouder.
Alles over de onderhoudsverplichting van de ouders opzichtens hun kinderen
De andere ouderlijke plichten