Gezamenlijke gezagsuitoefening is de regel, ongeacht of de ouders samenleven of niet
Wie oefent het gezag over de persoon en het beheer over de goederen van de minderjarige uit wanneer de beide ouders samenleven?
Indien er twee juridische ouders zijn, zijn zij normaal gezien elk titularis van zowel het gezag over de persoon als het beheer over de goederen van de minderjarige. De basisregel is dat beide ouders dit gezag gezamenlijk uitoefenen, ongeacht of zij al dan niet samenleven. Het ouderlijk gezag is gelijkwaardig, wat betekent dat ouders beslissingen in onderling overleg nemen. Indien één ouder een handeling wenst te stellen, volstaat het dat de andere zich daar niet tegen verzet (art. 373, eerste lid en art. 376, eerste lid oud BW).
Het is niet vereist dat beide ouders het kind feitelijk onder zich hebben om het gezag gezamenlijk uit te oefenen. Ook wanneer het kind bij een derde verblijft, blijft de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag de norm.
De regel van gezamenlijke uitoefening geldt voor alle aspecten van het ouderlijk gezag, dus zowel voor het gezag over de persoon als voor het beheer over de goederen.
Een vermoeden van instemming
In de praktijk is het niet altijd haalbaar om ook feitelijk het ouderlijk gezag voortdurend gezamenlijk uit te oefenen. Daarom geldt er een vermoeden van instemming ten aanzien van derden die te goeder trouw handelen (art. 376, tweede lid oud BW). Dit betekent dat een derde mag aannemen dat een ouder die een handeling alleen stelt, hiervoor de instemming van de andere ouder heeft.
Dit vermoeden geldt enkel ten aanzien van derden die te goeder trouw zijn. Indien een derde weet dat er een meningsverschil tussen de ouders bestaat, kan hij zich niet op dit vermoeden beroepen.
De familierechtbank
Wanneer de ouders het niet eens geraken over een bepaalde beslissing met betrekking tot het ouderlijk gezag, kan een van hen naar de familierechtbank stappen. De rechter kan aan één ouder de toestemming geven om alleen op te treden voor een of meer specifieke handelingen (art. 373, derde en vierde lid oud BW).
Daarnaast kan de rechter een reeds gestelde handeling nietig verklaren indien deze in strijd is met het belang van het kind. In dat geval heeft de handeling geen rechtsgevolgen.
Indien de ouders samenleven is het niet mogelijk om het exclusief ouderlijk gezag toe te kennen aan één ouder. Dit is wel mogelijk bij ouders die niet (meer) samenleven.
Andere bestanddelen van het ouderlijk gezag
De onderhoudsverplichting van de ouders opzichtens hun kinderen