Wie oefent het ouderlijk gezag uit?
Het ouderlijk gezag wordt in principe uitgeoefend door de beide ouders gezamenlijk. De gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouders is de regel. Het maakt niet uit of de ouders nog samenleven of niet, zij blijven het ouderlijk gezag samen uitoefenen. Bij niet samenlevende-ouders spreekt men ook wel van gezagsco-ouderschap (art. 373 en 374, § 1, 1ste lid oud BW).
Wanneer er maar één ouder is, dan oefent die ouder het gezag alleen uit (art. 375, 1ste lid oud BW).
Indien de ouder zelf minderjarig is, kan hij nog steeds het ouderlijk gezag uitoefenen, ook al staat hij zelf nog onder ouderlijk gezag. Het maakt dus niet uit dat hij handelingsonbekwaam is.
De adoptieouders hebben, zoals gewone ouders, eveneens het ouderlijk gezag. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen volle en gewone adoptie. Men maakt ook geen onderscheidt tussen adoptieouders van hetzelfde geslacht en adoptieouders van verschillend geslacht (art. 353-9 en 353-10 oud BW).
De stiefouder kan juridisch gezien geen ouderlijk gezag uitoefenen. Aan derden komt geen ouderlijk gezag toe.
Hoe werkt het ouderlijk gezag?
Om praktische redenen kunnen elk van de ouders alleen optreden. Ten aanzien van derden geldt er een vermoeden van instemming. Men mag dus aannemen dat elke ouder die alleen optreedt, de instemming van de andere ouder heeft (art. 373, 1ste lid en 374, § 1, 1ste lid oud BW).
Indien samenlevende ouders het niet eens geraken over zaken of één van de ouders weigert instemming te geven, dan kan een ouder naar de familierechtbank stappen. De rechter kan dan één van de ouders machtigen om bepaalde handelingen alleen te verrichten (art. 373, 3de en 4de lid oud BW).
Bij niet-samenlevende ouders kan één van hen naar de familierechtbank gaan om exclusief ouderlijk gezag, al dan niet gedeeltelijk of volledig, te vragen (art. 374, §1, 2de-3de lid oud BW).
Voor een verdere uiteenzetting hierover verwijzen wij graag naar volgende Wanted Wiki: Wat is exclusief ouderlijk gezag?
Ontzetting uit het ouderlijk gezag
De ouders kunnen ook worden ontzet uit het ouderlijk gezag. Art. 32 van de Jeugdbeschermingswet voorziet drie gevallen waarin de ouder kan ontzet worden, namelijk wanneer:
- De ouder strafrechtelijk is veroordeeld voor feiten die gepleegd zijn op de persoon of met behulp van een van de kinderen;
- De ouder de gezondheid, veiligheid of de zedelijkheid van het kind in gevaar brengt door een slechte behandeling, misbruik van gezag, kennelijk slecht gedrag of erge nalatigheid;
- De ouder met een persoon huwt die uit het ouderlijk gezag is ontzet.
De ontzetting kan gedeeltelijk of volledig zijn. Bij gedeeltelijke ontzetting bepaalt de rechtbank welke rechten de ouder nog mag uitoefenen. Bij volledige ontzetting daarentegen zal de ouder geen enkel recht i.v.m. het ouderlijk gezag mogen uitoefen, dit houdt in:
- Uitsluiting van het recht van bewaring en opvoeding;
- Onbekwaamheid om het kind te vertegenwoordigen, tot hun handelingen toestemming te verlenen en hun goederen te beheren;
- Uitsluiting van het recht van genot, zoals bedoeld in art. 384 oud BW;
- Uitsluiting van het recht om levensonderhoud te vorderen;
- Uitsluiting van het recht om de nalatenschap van het kind volledig of gedeeltelijk te verkrijgen.
Alsook zal de ouder geen toestemming meer kunnen geven in het kader van adoptie van kind wanneer hij volledig ontzet is. Bovendien zorgt volledige ontzetting er ook voor dat de persoon onbekwaam is om voogd, pleegvoogd, toeziend voogd of curator te zijn (art. 33 Jeugdbeschermingswet).
Deze ontzetting wordt uitgesproken door de jeugdrechtbank, op vraag van het openbaar ministerie (art. 32 Jeugdbeschermingswet).
Ontzetting wil niet zeggen dat de ouder geen contact meer mag hebben met zijn kind, enkel zal hij de rechten in verband met het ouderlijk gezag niet meer (volledig) mogen uitoefenen.
Voor de uitoefening van de ontzette rechten zal de rechtbank een pro-voogd aanduiden (art. 34 Jeugdbeschermingswet).
De bestanddelen van het ouderlijk gezag