Het gezag over de persoon van de minderjarige
Het gezag over de persoon van de minderjarige betreft de bevoegdheden van de ouders om beslissingen te nemen over de persoon van hun kind. Het is een essentieel onderdeel van het ouderlijk gezag.
De verschillende bevoegdheden die onderr het begrip "gezag" vallen
Onder het gezag over de persoon van de minderjarige vallen verschillende bevoegdheden:
Dit recht bestaat op zijn beurt uit het recht op materiële bewaring en het recht van zorg.
Het recht van materiële bewaring houdt in dat de ouder het recht heeft om het kind feitelijk bij zich te hebben. Indien het kind bij een derde verblijft, heeft deze derde geen gezagsrechten, tenzij de ouders hun gezag aan deze derde hebben overgedragen. Het recht van materiële bewaring wordt in de volksmond meestal "het hoederecht" genoemd.
Het recht van zorg betreft de bevoegdheid om dagelijkse beslissingen te nemen over kind, zoals de opvoeding, voeding, sociale contacten, etc.
- Het beslissingsrecht over belangrijke beslissingen
Dit recht betreft de bevoegdheid om belangrijke beslissingen te nemen in het kader van de opvoeding van het kind, zoals de schoolkeuze, religie, vrije tijd, etc.
Het beslissingsrecht met betrekking tot de staat van de persoon valt hier ook onder. Dit omvat bijvoorbeeld instemming met: het huwelijk (art. 148 oud BW), de pleegvoogdij (art. 475bis oud BW) of de adoptie (art. 348-3 oud BW). Voor deze beslissingen is de instemming van beide ouders vereist, tenzij één ouder het gezag alleen uitoefent.
In principe word het gezag gezamenlijk door beide ouders uitgeoefend, ongeacht of ze samenwonen (art. 373 en art. 374, §1 oud BW). Indien er slechts één ouder is, dan oefent deze ouder het gezag alleen uit (art. 375 oud BW).
De andere bestanddelen van het ouderlijk gezag
Ouderlijke verplichtingen
De ouderlijke onderhoudsverplichting