Het faillissement doet de aannemingsovereenkomst niet eindigen
Het faillissement van de aannemer heeft in theorie niet tot gevolg dat de aannemingsovereenkomst eindigt. Op dit principe bestaan enkele uitzonderingen:
- De overeenkomst werd intuitu personae gesloten. Dit wilt zeggen dat de identiteit van de wederpartij, in dit geval de aannemer, bepalend is voor het sluiten van de overeenkomst. Dit komt minder vaak voor in bouwzaken.
- De overeenkomst bevat hierover een ontbindend beding.
Wat met schadebedingen verschuldigd wegens faillissement van de aannemer?
Het beding dat een forfaitaire schadevergoeding oplegt voor de schade die de bouwheer lijdt door het faillissement is onwettig. Dit beding doorbreekt immers de gelijkheid onder de schuldeisers en om die reden is het beding onwettig.
Indien dit schadebeding daarentegen uitwerking kreeg door de vervroegde beëindiging van de overeenkomst, zelfs indien deze vervroegde beëindiging het gevolg was van de faling van de medecontractant, werd het wel geldig bevonden. Hier staat het schadebeding immers op zich los van het faillissement zelf.
Keuzerecht van de curator
Als de aannemer failliet gaat, heeft de curator het keuzerecht om de overeenkomst al dan niet voort te zetten. Deze regel komt voort uit het principe van de gelijkheid van de schuldeisers en dit laatste raakt de openbare orde. Er kan dus niet van afgeweken worden. Volgens artikel XX139 van het Wetboek Economisch Recht beslissen curatoren of zij de overeenkomsten die gesloten zijn voor de datum van het vonnis van faillietverklaring en waaraan geen einde werd gemaakt door dat vonnis, al dan niet verder zou uitvoeren, dan wel of zij de overeenkomsten eenzijdig beëindigen wanneer dit noodzakelijk is voor het beheer van de boedel.
De beslissing van de curator doet geen afbreuk aan zakelijke rechten van derden die tegenwerpelijk zijn aan de boedel.
De medecontractant van de gefailleerde kan de curatoren aanmanen om die beslissing binnen vijftien dagen te nemen. Indien er geen verlenging van de termijn bekomen is of indien er geen uitdrukkelijke beslissing genomen is voor het verstrijken van die termijn, wordt de overeenkomst als beëindigd beschouwd. De schuldvordering van de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant door deze beëindiging, wordt opgenomen in de boedel.
De curator beslist de werken voort te zetten
Indien de curatoren beslissen de overeenkomst uit te voeren, heeft de medecontractant recht op de uitvoering van de verbintenis ten laste van de boedel, in zoverre zij de prestaties betreft die geleverd zijn na de datum van het vonnis tot faillietverklaring.
De curator van de gefailleerde aannemer heeft altijd de keuzevrijheid. Hij kan nooit gedwongen worden om het werk te laten voltooien en hij moet steeds handelen in het belang van de gefailleerde aannemer en de gezamenlijke schuldeisers. De werken worden énkel voortgezet indien ze voordelig zijn voor de boedel.
Wanneer de curator beslist om de werken voort te zetten, wordt de opdrachtgever schuldeiser van de massa voor de verbintenissen en aansprakelijkheden ten aanzien van de goede uitwerking van de werken.
Als de curator kiest om de werken uit te voeren en er ontstaan problemen bij de werken, dan kan de afwikkeling van het faillissement met jaren vertraagd worden. Hier kunnen heel wat kosten bij komen kijken, bv. van een deskundigenonderzoek, en daarom zullen de curatoren meestal niet geneigd zijn om de werken voort te zetten.
Bij een wanprestatie zal de opdrachtgever de exceptie van niet-uitvoering inroepen. Dit geeft het recht aan de opdrachtgever om de uitvoering van zijn prestaties op te schorten tot het moment dat de wederpartij haar verplichtingen nakomt. Bovendien zal de opdrachtgever ook de compensatie vorderen tussen hetgeen hij verschuldigd is voor de werken en alle schade die hij opgelopen heeft door vertragingen en gebreken in de werken, voor en/of na het faillissement.
De curator dient ook in te staan voor de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemer.
De curator beslist de overeenkomst stop te zetten
Meestal zal de curator beslissen de werken niet voort te zetten. Als de curator de overeenkomst verbreekt, kan de bouwheer de hierdoor opgelopen schade compenseren met de prijs van de nog niet betaalde werken. Het gaat hier immers over wederzijdse en samenhangende schulden die hun ontstaan vinden in hetzelfde contract. Dit principe geldt ook indien de aanspraken slechts eisbaar worden na de faillietverklaring.
Als er geen ernstige gebreken vast te stellen zijn, kan de bouwheer geen beroep doen op een schuldvergelijking tussen het aan de aannemer verschuldigde bedrag en de premie voor een verzekering die hij aangegaan was voor schadegevallen die normaliter gedekt zijn door de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemer. Op dat moment is er immers nog geen actuele schade en de schuld van de aannemer is nog louter hypothetisch.
De materialen die zich nog op de werf bevinden kunnen door de curator gerevindiceerd worden, voor zover ze nog niet verwerkt zijn in het gebouw en nog individualiseerbaar zijn. Revindicatie is het vorderen van de teruggave van een zaak dat aan hem toebehoort, maar in handen is van een andere persoon, de derde-houder. De opdrachtgever wordt bovendien geen eigenaar van die materialen door het loutere feit dat hij een voorschot betaald heeft. Hiertegen kan de opdrachtgever zijn retentierecht laten gelden. Dergelijk recht bij samenloop van schuldeisers is door het Hof van Cassatie aanvaard.
De curator kan een dading aangaan over alle geschillen waarbij de bedoel betrokken is, mits machtiging van de rechter-commissaris en na behoorlijke oproeping van de gefailleerde, zelfs wanneer het onroerende rechtsvorderingen en rechten betreft. Overstijgt de waarde van het voorwerp van de dading het bedrag van 50.000 EUR, dan moet de rechter de dading goedkeuren op verslag van de rechter-commissaris vooraleer het verbindend wordt. De gefailleerde zal voor de homologatie opgeroepen worden.