De eenzijdige verbreking versus de buitengerechtelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomst.
Artikel 1794 BW bepaalt dat de opdrachtgever de aanneming door zijn enkele wil eenzijdig kan verbreken. Hij moet de aannemer in dat geval wel schadeloosstellen voor al diens uitgaven, arbeid en de gederfde winst. Het verbrekingsrecht is niet verbonden aan de voorwaarde dat de aannemer een contractuele fout moet hebben begaan.
Tegenover de eenzijdige verbreking staat de buitengerechtelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomst. De bouwheer kan ook eenzijdig buiten elke tussenkomst van de rechtbank om de aannemingsovereenkomst beëindigen door ze "in het nadeel" van de aannemer als ontbonden te verklaren. Het verschil met de eenzijdige verbreking is dat bij buitengerechtelijke ontbinding de bouwheer de aannemer een contractuele fout verwijt waardoor hij meent het recht te hebben de overeenkomst eenzijdig te beëindigen. Een buitengerechtelijke ontbinding is niet zonder risico, vermits er een aantal belangrijke voorwaarden aan verbonden zijn.
Gemeenschappelijk aan beide beëindigingswijzen is dat ze gebaseerd zijn op de eenzijdige wil van de opdrachtgever om de overeenkomst te beëindigen.
De intentie van de bouwheer bepaalt of het een eenzijdige verbreking dan wel een buitengerechtelijke ontbinding is van de aannemingsovereenkomst.
De intentie van de opdrachtgever zal bepalend zijn om na te gaan of hij de overeenkomst buitengerechtelijk wilde ontbinden dan wel eenzijdig wilde verbreken. Wanneer deze intentie niet duidelijk is, zal worden bepaald dat de overeenkomst eenzijdig opgezegd is, en niet buitengerechtelijk ontbonden werd. Wanneer de opdrachtgever de overeenkomst buitengerechtelijk wil ontbinden, zal hij dit dus in zeer duidelijke bewoordingen moeten doen, om verwarring te voorkomen. Bovendien kan een eenzijdige verbreking achteraf niet geherkwalificeerd worden als een buitengerechtelijke ontbinding.
Dit belet echter niet dat wanneer een aannemingscontract eenzijdig werd opgezegd, de buitengerechtelijke ontbinding alsnog kan worden uitgesproken. Omgekeerd kan u als bouwheer de overeenkomst nog eenzijdig verbreken zelfs als u een vordering tot gerechtelijke ontbinding heeft ingesteld en de rechtbank de ontbinding nog niet heeft uitgesproken. Voorwaarde is wel dat de aannemingsovereenkomst nog bestaat op het ogenblik dat de opdrachtgever de overeenkomst opzegt.