Het recht op briefgeheim.
Het recht op briefgeheim is een persoonlijkheidsrecht en een onderdeel van het recht op privacy. Het valt onder de onschendbaarheid van de private communicatie. Dit recht is gewaarborgd in artikel 29 van de Grondwet en in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Het recht op briefgeheim bevat twee aspecten. Het eerste aspect biedt een bescherming tegen de kennisneming door derden van de brief onder gesloten omslag en tegen de materiële beschadiging of verdwijning van briefwisseling (=de onschendbaarheid van het briefgeheim). Het tweede aspect biedt bescherming tegen de openbaarmaking van het bestaan of van de inhoud van vertrouwelijke briefwisseling (het recht op niet-openbaarmaking van vertrouwelijke brieven).
In België neemt men aan dat elke brief in principe vertrouwelijk is en dat het niet-vertrouwelijk karakter bewezen moet worden. Het hangt van de feiten af of een brief onder gewone of vertrouwelijke briefwisseling valt. De niet-vertrouwelijke briefwisseling geniet enkel de bescherming die het eerste aspect biedt (de onschendbaarheid van het briefgeheim). De vertrouwelijke briefwisseling geniet van de bescherming die beiden aspecten bieden.
Mogen brieven gebruikt worden in gerechtelijke procedures?
In gerechtelijke procedures kan een derde niet zomaar vertrouwelijke briefwisseling aan de rechter bekendmaken, en dit opgrond van het recht op niet-openbaarmaking vnn briefwisseling of bescherming tegen openbaarmaking. Wil de derde de brief toch gebruiken in de rechtbank, dan zal zowel de afzender als de ontvanger hun toestemming moeten geven.
Voor echtscheidingsprocedures is er een algemeen aanvaarde uitzondering. Bij deze procedures kan de ene echtgenoot de vertrouwelijke briefwisseling van de andere echtgenoot aan de rechter bekendmaken. Dezelfde uitzondering geldt voor vertrouwelijke briefwisseling tussen de ouder en het kind. Men moet aan twee voorwaarden voldoen om van deze uitzondering gebruik te kunnen maken. Ten eerste moet de vertrouwelijke briefwisseling op een wettige manier verkregen zijn. Men aanvaardt dat er tussen echtgenoten een recht op nieuwsgierigheid bestaat. De echtgenoten mogen dus elkaars brieven en mails lezen zolang het geen obsessief karakter heeft en er geen gerechtelijke procedure tussen de echtgenoten lopende is. Ten tweede mag de vertrouwelijke briefwisseling geen onderdeel zijn van het beroepsgeheim.
Wat als mijn recht op briefgeheim geschonden is?
Diegene die het recht op briefgeheim schendt, riskeert strafrechtelijk vervolgd te worden op grond van artikel 460-460bis van het Strafwetboek. Men kan op burgerrechtelijk vlak ook een schadevergoeding vorderen. Bovendien kan men de briefwisseling die met schending van het recht op briefgeheim zou gebruikt worden in de rechtbank, niet met succes gebruiken. Deze briefwisseling wordt "geweerd uit de debatten".