Stilzwijgend ontbindend beding.
In elk wederkerig contract is de ontbindende voorwaarde altijd stilzwijgend begrepen voor het geval één van de partijen haar verbintenis niet nakomt. Het stilzwijgend ontbindend beding is dus een voorwaarde die steeds geacht wordt begrepen te zijn in elke wederkerige overeenkomst.
Een contract strekt de partijen tot wet. Een partij die binnen de overeenkomst (één van) zijn verbintenissen niet nakomt, pleegt contractbreuk. Dit kan met diverse rechtsmiddelen gesanctioneerd worden. Naast de uitvoering in natura en bij equivalent, kan ook de ontbinding van de overeenkomst worden gevorderd, wanneer de wanprestatie voldoende ernstig is. Er kan in het contract een uitdrukkelijk ontbindend beding worden opgenomen, maar een ontbindend beding kan ook stilzwijgend zijn.
De keuze is aan schuldeiser: uitvoering of ontbinding.
De schuldeiser bepaalt welk rechtsmiddel hij oproept: uitvoering in natura (of uitvoering bij equivalent), oftewel ontbinding van de overeenkomst. De rechter mag in principe de ontbinding niet uitspreken wanneer de schuldeiser de gedwongen uitvoering in natura of bij equivalent vordert. Dit uitgezonderd wanneer de schuldeiser de gedwongen uitvoering vraagt, en dit rechtsmisbruik uitmaakt, doordat het een onevenredig groot nadeel berokkent aan de debiteur. In dat geval kan de rechter toch de ontbinding uitspreken.
De voorwaarden van een ontbinding op grond van de aanwezigheid van het stilzwijgend ontbindend beding.
Om van toepassing te zijn moet het stilzwijgend ontbindend beding aan bepaalde voorwaarden voldoen:
1/ De overeenkomst moet wederkerig zijn. In eenzijdige overeenkomsten maakt men daarom meestal gebruik van een uitdrukkelijk ontbindend beding.
2/ De nalatige debiteur moet formeel in gebreke gesteld worden voordat van het stilzwijgend ontbindend beding toepassing gemaakt kan worden, behalve wanneer de ingebrekestelling nutteloos is.
3/ De tegenpartij moet een tekortkoming hebben begaan van die omvang dat de schuldeiser niet gecontracteerd zou hebben moest hij dergelijke tekortkoming hebben voorzien.
4/ de ontbinding moet, uitgezonderd bepaalde omstandigheden, door de rechter worden uitgesproken. De feitenrechter beschikt in dit geval over een soevereine bevoegdheid om de ernst van de wanprestatie te beoordelen, en of deze ernstig genoeg is om de ontbinding van de overeenkomst uit te spreken. In een aantal gevallen is deze voorafgaande rechterlijke machtiging niet vereist, met name wanneer deze voorafgaande machtiging ook niet vereist is voor de uitvoering in natura.