Een drievoudige erfkeuze.
Een erfgerechtigde heeft na het overlijden van de decujus (de overledene) een drievoudige erfkeuze: hij kan de nalatenschap verwerpen, zuiver aanvaarden of aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. In heel wat gevallen zal deze keuze gemakkelijk gemaakt zijn, maar wat als u toch twijfels heeft over de omvang van het actief en passief van de nalatenschap? In dit geval zal men vaak even afwachten om een erfkeuze te maken.
Te denken valt bijvoorbeeld aan een landbouwer die sterft. Zijn kinderen weten dat hun vader de laatste jaren financiële problemen had. Zij vrezen een deficitaire nalatenschap waarbij het passief het actief ruimschoots zal overtreffen. Ondertussen dienen de dieren op de boerderij verzorgd te worden. Mogen zij dit doen, ook al twijfelen ze nog om de nalatenschap van hun vader al dan niet te verwerpen?
Na het overlijden van een vrouw bezetten krakers haar woning. De kinderen van de vrouw vrezen ook hier voor een deficitaire nalatenschap. Kunnen zij, zonder de nalatenschap te aanvaarden, een procedure tegen de krakers voeren?
In deze gevallen lijkt het noodzakelijk dat bepaalde materiële handelingen, zoals het voeren van vee, of bepaalde rechtshandelingen, zoals het laten uitdrijven van de krakers, worden gesteld.
Kan een erfgerechtigde die nog geen erfkeuze heeft gemaakt deze daden stellen zonder dat men hem beschouwt als erfgenaam die de nalatenschap heeft aanvaard, en dus ook gehouden is tot het betalen van de schulden van de nalatenschap?
Een erfgerechtigde is nog geen erfgenaam.
Een erfgerechtigde is een persoon die volgens de wet een mogelijke erfgenaam is, maar die zijn erfkeuze nog niet heeft uitgeoefend. Een erfgenaam daarentegen is een erfgerechtigde die de nalatenschap zuiver heeft aanvaard of aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.
De saisine.
Een erfgerechtigde heeft echter wel de saisine. Dit is een “bezitsrecht” met een bepaald doel, namelijk enkel de bewaring en het tijdelijk voorlopig beheer van de nalatenschap.
De erfgerechtigde kan dus, zonder dat hij reeds een keuze heeft gemaakt, een aantal daden stellen die kaderen in:
- De bewaring (toezicht)
- Het tijdelijk voorlopig beheer van de nalatenschap
Het doel bij deze handelingen is het behoud ("het vrijwaren") van de nalatenschap.
Voorbeelden van dergelijke handelingen zijn:
- de betaling van de begrafenis van de overledene;
- het innen van vorderingen toebehorend aan de nalatenschap;
- het betalen van de diverse kosten, zoals gas en elektriciteit, of van de mede-eigendom van het appartement van de overledene;
- de betaling van de successierechten en het ondertekenen van de aangifte van nalatenschap
- het onderhoud van de woning;
Stilzwijgende aanvaarding?
Het onderscheid tussen "daden van tijdelijk voorlopig beheer" gesteld door een erfgerechtigde en "normale beheersdaden" gesteld door een erfgenaam zal niet altijd eenvoudig zijn.
Men kan bijvoorbeeld moeilijk motiveren dat het verderzetten van een kledingwinkel na het overlijden van de decujus wordt beschouwd als een tijdelijk voorlopig beheer. Anderzijds is het verkopen van bederfbare waren zoals groenten in de superette van de decujus wél een toegelaten handeling.
Vast staat dat de erfgerechtigde dus niet volledig dient stil te zitten uit angst om als erfgenaam te worden beschouwd. Hij moet dus zeker niet lijdzaam toekijken en kan wel degelijk bepaalde materiële daden én rechtshandelingen stellen, op voorwaarde dat deze bewarend zijn en dus kaderen in het "tijdelijk voorlopig beheer".
In sommige gevallen voorziet het Burgerlijk Wetboek in de mogelijkheid om aan de Rechter een machtiging te vragen zodat er van een stilzwijgende aanvaarding geen sprake is (art. 796 BW), maar voorzichtigheid is toch de boodschap: eens men heeft aanvaard, kan men hierop niet terugkomen.
In geval van betwisting zal de feitenrechter geval per geval oordelen of de erfgerechtigde de nalatenschap heeft aanvaard of niet. In het geval van het uitzetten van krakers of het verzorgen van dieren is het duidelijk dat dit kadert in het tijdelijk voorlopig beheer en dus niet gezien kan worden als een aanvaarding van de nalatenschap.
Art. 796 BW.
Indien echter in de nalatenschap zaken aanwezig zijn die kunnen bederven, of waarvan de bewaring grote kosten vergt, kan de erfgenaam, in zijn hoedanigheid van gerechtigde tot de erfenis en zonder dat men daaruit een aanvaarding van zijn zijde mag afleiden, zich door de rechter doen machtigen om die zaken te verkopen.